Home

Vorige pagina

Volgende pagina

Index naamdragers

Index achternamen

 

>Jan Willems van Liemdt uit Veghel verkoopt zijn helft van het perceel teulland en houtveld meteen aan Lambert Goorts van den Dungen, koopsom 100 gld., dd. 16-4-1750 (ref. StO Prot. Transporten en delingen inv. 140 p.169)
>Het perceel teulland “de Hoolstraat” groot ca. 1 lop. wordt door Jan Brok geh.m. Ariaantje van Liemdt en Willem Denisse van Liemde verkocht aan buurman Hendrik Hendriks van de Wijdeven, koopsom 55 gld., dd. 17-4-1750 (ref. idem inv. 140 p.171)
>Het erfdeel van Willemke Willems van Liemdt, bestaande uit een hooiveldje van 3 spintzaad tussen Hendrik de Louwere en de kinderen Jan Vervoort, wordt door de erfgenamen Jan Willems van Liemdt uit Veghel, Jacobus Aerts van Liemdt en Hendrik van de Laar geh.m. Mechelien Aerts van Liemdt, mede namens Willem en Johannes Aerts van Liemdt, allen te Boxtel, verkocht aan Jan Willem van Nouhuijs, schepen van St. Oedenrode, koopsom 80 gld., dd. 9-8-1766 (ref. idem inv. 142 p.426)

 

De opmerking over het "doofhout" dat door Aart van Liempt "reeds gekapt en genoten" is, doet vermoeden dat het hier gaat om bomen die aangeplant waren ten behoeve van de klompenindustrie, die in de loop van de 18e eeuw floreerde. Hierover schrijft Karel Leenders in het opstel "De historische geografie van Oirschot in vogelvlucht":

In de tijd waarin de basiskaarten voor de kaart van Verhees gemaakt werden, werd de houtteelt ten behoeve van de klompenindustrie steeds intensiever. Dit leidde ook tot misbruiken en pogingen de houtschat te ontduiken. In 1773 vermoedden de regenten van Oirschot, waaronder toen nog het klompencentrum Best ressorteerde, dat daar op grote schaal gefraudeerd werd met klompenhout. De Oirschotse klompenmakers zouden, in de visie van de regenten, in andere Meierijse dorpen klompenhout kopen waarvan de houtschat in die andere dorpen betaald zou zijn. Daarvan maakten zij een 'considerabele quantiteite van clompen', naar vermoeden onder toevoeging van Oirschots hout waarvan geen houtschat betaald was. Daarna meenden ze alle klompen, zonder houtschat te betalen te kunnen 'uitvoeren' naar elders. De regenten zullen zich wel afgevraagd hebben waar de Oirschotse bomen toch bleven !(RANB, RG 343.) Overigens verdubbelde in de jaren 1675 ‑ 1775 de houtteelt in Oirschot, en dan gaat het vooral om het gedeelte Best. Maar Oirschot verloor toch de eerste positie die het in 1675 nog ruimschoots innam in de Meierij, omdat in andere dorpen de houtteelt veel en veel sterker toenam. In 1775 stond Oirschot nog maar op de zesde plaats, met 5% van de totale houtschatopbrengst van de hele Meierij (dat was in 1675 nog 10%). Blijkbaar stonden er in 1675 dus al relatief veel bomen in Oirschot en Best.

(http://users.bart.nl/~leenders/txt/oirschot.html)
Zie onder "Van Liempt te Hilvarenbeek" voor een Willem Janssen van Liempt die te Hilvarenbeek o.a. pachter was van de houtschat. Een Aart Janssen van Liempt was meester klompenmaker in Best, zie onder "Van Liempt te Oirschot".

 

 

II-a       Willemke Willem Janssen van Liempt, geb. Olland, ged. StO 21-1-1689, begr. Veghel 19‑4‑1749, dr.v. Willem Janssen van Liempt (I-a, pag. 11) en Catharina Jan Willems Cluijtmans,

huwt(1) StO 9‑5‑1723 Gerit Janssen van de Laak, geb. ca. 1685, overl. tussen 8-12 en 31-12-1732, wedr.v. Marie Wouter Pauwelse van der Schoot, zn.v. Jan Lamberts van de Laak en Peterke Willem Fransen der Kinderen (ref. JvdL); wonend "op Everse";
StO Sch. o.tr./tr. 24-4/9-5-1723 Gerit van de Laak, wedr.v. Marie van de Schoot, en Willemke Janse van Liempt, J.D. 25 jaar, beiden geb. en wonend te StO, get. Alexander Webster en Peeter Teulings, schepenen (ref. scan akte)
StO r.k. tr. 9-5-1723 Gerardus van der Laeck en Willemijn van Limd, get. Joes van Hauten, Maria Sigmans (ref. scan akte)
Veghel begr. 19‑4‑1749 Wilhelma uxor Godefridi van Boxtel (ref. DTB Veghel 1700‑1750, f. 409, BHIC scan akte)

Soo heeft Francis de Kort in geregte verpagting uijgegeven aan Jan Hendrix van de Groenendaal die de huering heeft aangenomen, sijne erve aan de Eversche, bestaande in huijs, schuer, teul, weij ende hoijlandt in sulke groote ende voegen als Geerit Jansse van de Laak in sijn gebruijk heeft gehad.
StO dd. 31-12-1732.
BHIC 7636 Inv.nr. 178 p. 68

StO r.k. tr. 20-1-1714 Gerardus Jansen van der Laeck en Maria Wouters (Pauwelse van der Schoot); hieruit is er een dochter, vermeld in 1728, 1729, 1733 en 1734.

uit dit huwelijk:

1. Gerrit, geb. verm. na maart 1726, overl. tussen 15‑2‑1735 en 16‑4‑1750;
>Op 15‑2‑1735 is Jan Janssen van de Laak voogd over Gerrit, zn.v. Willemke.

 

 

 

Home

Vorige pagina

Volgende pagina

Index naamdragers

Index achternamen