B.
Anneken, gehuwd met Herman Henricx de Roij, Deze was molenaar op de Akkermolen,
die hij in 1654 pachtte. Herman, hem
doorden swaeren last van sījne kijnderen (: t'samen tot acht int getal:)
beswaert vindende met veel schulden, ende nijet connende dieselve bemalen noch
gebruijcken, bevondt hem nijet dienstīch oft oirbaerlijck te wesen sijne voers:
twee derde paerten langer te behouden mīdts de groote perijckelen van brant
ende anderssins en verkocht in 1648 zijn deel in de Akkermolen (door crachte van sekere oepene brieven van
Octroij inden leenhoven van Brabandt in s'Gravenhage gedepescheert ontheven
van de hierboven aangehaalde klausule in het testament van zijn schoonouders).
Bij de koop was de hypotheekschuld aan de kinderen van Margriet Wouters Verrijt
inbegrepen. Daarom loofde Herman de Roij aan de koopster 2100:0:0 op zijn huis
met brouwerij tot Rīell op de Hoeck
genaemt de oude Swaen en op zijn deel van de stede St. Jacob te Goirle. De herberg te Kiel,
sījnde een seer groote uījtspanninge, brandde op 5‑5‑1694
geheel uit.
(C.
Catharina, geh.m. Marten Henrik Beris, D. Louwys, geh.m. Anneke Peters
Berendonck )
E.
Lijsbeth, gehuwd met Willem Janss van Liemd,
veehandelaar en schepen van Hilvarenbeek, in 1662 pachter van den impost vant geslach vant' vlees alhier
ter merckt coomende, in 1664 pachter van de houtschatten van Hilvarenbeek
c.a. Lijsbeth en haar broers Louwis en Jan erfden van hun ouders de Heimolen.
In de zomer van 1674 is den
doorenberghsen moelen door eenen extraordinaren storm omgewaeijt.
(F.
Peter)
G.
Jan Janssen Verrijt was gehuwd met Jenneken Michiel Peters van Raeck 87). in
1646 nam hij een hypoteek van ongeveer duizend gulden op zijn derde deel van de
Heimolen, tot het weder optimmeren van:
afgebranden molen. Willem van Liemd betaalde voor zijn deel in de
wederopbouw de aannemer met het bewind,
gewinne gemael ende profijten van : selven wintmolen voorden paert ende
gedeelte Willems eenen tijt ende termijn van twelff jaeren.
(ref. Br.L. 1969 p. 90 e.v.)
VI.
WILLEM JAN NOUWEN was voerman, boterkramer, vetweider, paardenkoper en
smokkelaar. In 1646 bestelde hij een steenoven ter plaetse geheeten opt
Bevervelt onder Hilvarenbeeck. Terzelfder tijd was hij impostpachter.
Hij werd in 1642 door de gereformeerde kwartierschout van Oisterwijk aangesteld
tot zijn stadhouder, dat is schout van Hilvarenbeek. In de vijftiger jaren was
hij schepen. In de Paardenstraat bewoonde hij een huis dat hij in 1637 had
laten bouwen, ‑als een van de eersten liet hij het volgens de toen in
zwang komende mode te Hilvarenbeek in steen
opmetselen‑, en waar hij voorts een bierbrouwerij dreef. Willem was
getrouwd met Agneetgen Peters van Heze, dochter van Peeter Janssen van Heze en
van Isabeel Jasper Thielmans. Hun kinderen deelden in 1668 de nalatenschap:
1.
Peternella, trouwde te Hilvarenbeek op
zoon
van Marten Cornelis Martens alias Bosmans en van Heylwich Henrick Moonen. Hij
is te Hilvarenbeek op 6 augustus 1636 gedoopt en daar woonde hij in de
Paardenstraat als voerman, boterkramer, steenbakker en bierbrouwer. Aan het
dorpsbestuur nam hij deel als schepen, meerdere malen was hij borgemeester en
belastingkollekteur.
2.
Helena Willem Nouwen is op
3.
Maria Willem Nouwen is op
4. Jenneken Willems Nouwen trouwde te Hilvarenbeek op
a.
Willem Aerts van Eijnthoven, schutter van Hilvarenbeek, gehuwd met Berbel van
Thulden. De beroemde
schilder
was haar oudoom.