Roelandt van den Huerck aut
schepen ende steenbacker. Die welcke verclaerde ten versoecke vande heer
Persijn als administrateur van den boedel van wijlen Joost Robroeck in sijn
leven rentmeester vant capittel van Sint Oedenrode. Als dat hij gemelte van den
Huerck in den jaeren 1678 alhier binnen deser vrijheijt opt Broeck heeft voor
sijn leven voor particulieren gebacken een nieuen? steen waer onder anderen
heeft gehadt de voorschreven wijlen rentmeester drij monde in elcke mondt
staende vijftien duijsent steen sijne de drij monde vijff en veertich duijsent.
Van welcke steen ordinaris de merckt van is tweeten van de klinckert tien
gulden den blommert 7 – 10. De blocken 4 – 10 ider duijsent, ende soo wanneer
gebuert dat een mondt met de heelen werdt vercofft geldt hier ordinaris tsij
tnegentich á 85 gulden, die de cooper als dan opden plaets daerse gebacken sijn
op sijne costen moet haelen. Allegerende den voorschreven van den Huerck sijn
redenen van welwetenheijt als dat hij den brant die tot de steene van node
waeren voor den rentmeester hadde gecofft ende als dan oick mede steen voor
sijn selve heeft gebacken ende mede alsoo naerde voorschreven maerckt van de
voorschreven steen alsoo heeft vercofft.
StO dd. 27-12-1680 BHIC Toegangsnr. 7636 Inv.nr. 129 p. 467 (ref. scan
akte BHIC)